Frieda Devinck
Knocke 21 september 1896,…
Heel wat huizen waren bevlagd. Geleidelijk aan werd Knokke-dorp wakker. Het zou een memorabele dag worden voor het vredige dorpje bij de Noordzee. De toeristen hadden de afgelopen zomermaanden doorgebracht in de enkele hotels die Knokke rijk was. Nu, in september, was het rustig…tot in de loop van de voormiddag de stoomtram arriveerde. Keurig uitgedost in pak met bolhoed stapten de “vreemdelingen” uit de rijtuigen aan de Cygne, het drukste kruispunt van het dorp. Ook de plaatselijke notabelen hadden hun zondagspak aan. Burgervader Theophiel D’hoore en zijn schepenen verzamelden in het gemeentehuis, in de raadskamer van hotel Communal bij de Loskaai. D’hoore was pas in januari benoemd als nieuwe burgemeester van Knokke. Paul Parmentier, toen schepen, had een voorstel ingediend om een borstbeeld te plaatsen ter ere van Verwee. Hij werd voorzitter van de werkgroep bijgestaan door August Lippens, grondeigenaar in het Zoute. Leon Mignon (1854-1898), befaamd beeldhouwer, werd aangesproken om het beeld te vervaardigen; August Barbier tekende het ontwerp voor de arduinen sokkel.
De laatste week was een aannemer druk bezig geweest met het plaatsen van de sokkel langs de Zeeweg, een 200 meter noordwaarts van het klein hotel Prince Baudouin.
Daar speelde de muziekkapel van de Lansiers van Brugge enkele typische marsen en lokte heel wat volk naar die locatie.
“Vlaanderen bracht die dag hulde aan de grote schilder Alfred Verwee. Vanuit het hele land waren zijn vrienden en collega-schilders gekomen om de inwijding van zijn borstbeeld bij te wonen. Het was een emotioneel weerzien tussen de ouderen en de beroemdheden van die tijd, zoiets als een broederlijk onderonsje.
Slechts enkelen bleven nog over: de dood had reeds velen weggerukt.
Na de maaltijd, bij de schepen die ook een schilder was, begaven allen zich naar de weide waar een kleine groep mensen voor het nog bedekte borstbeeld stond te wachten. Na een lofbetuiging werd de bronzen buste van de schilder onthuld.
Alfred Verwee, de machtige dierenschilder, de meester van de gouden weidegronden,van de zware luchten in beweging en de rivieren als breed stromend tin, stond voor ons, de verpersoonlijking van het sensuele, bedwelmende leven.
Plotseling weerklonk belgetinkel, op de zandgolfjes van de duinen verscheen een stoet dieren die zich al grazende met kleine passen, naar de herdenkingssteen begaven. Het leek alsof de grote rosse runderen en de mooie witte vaarzen die hem als model dienden, uit eigen beweging de stal verlaten hadden om hun beroemde vriend te komen eren.
Het was een verrassing en had de bevalligheid van een landelijke scène. De ziel van Vlaanderen omhulde het tafereel” (Camille Lemonnier)
De nieuwe plaats heette voortaan Verweeplaats. In de arduinen sokkel stond gebeiteld: “Verwee’s Vrienden 1896”. Na de plechtigheid begaven de genodigden zich naar de nabijgelegen herberg van Vermeire waar Verwee vroeger, tijdens zijn eerste bezoeken aan Knokke, dikwijls had verbleven.
Diezelfde avond werd vuurwerk afgeschoten.
Verwee werd geboren te Sint-Joost-ten-Noode in 1838. De vader van Alfred, afkomstig van Kortrijk, was een zeer middelmatig dierenschilder en verdiende niet genoeg om zijn gezin, bestaande uit 3 zonen en een dochter, te onderhouden.
Alfred Verwee wilde heel graag ingenieur worden, zijn interesse ging uit naar de geometrie en de mechanica. Maar omdat het gezin te onbemiddeld was, moest hij die studie opgeven en werd hij, onder druk van zijn vader, leerling-schilder in het atelier van Frans De Weirdt (1799-1855).
Zonder ambitie, zonder vreugde en zonder vuur begon hij aan zijn opleiding. Alhoewel hij ingeschreven was aan de academie van Brussel volgde hij de lessen heel weinig. Tijdens die eerste periode van 1857-1864 was het landschap niet belangrijk voor Verwee: het was bijkomstig, een onmisbaar maar levenloos decor. Hij schilderde heel natuurgetrouw maar zijn korte blik ging niet verder dan de directe realiteit. Goedgebouwde dieren, goed liggend in het gras, maar rondom hen niets dat leefde. Kracht maar geen gevoel, stevige materie maar zwaar, kleur zonder vibratie. Dier, decor en lucht maar geen relatie tussen de elementen. Ingehouden realisme.
Op het Salon de Bruxelles was hij een geïsoleerde; hij wilde enkel zijn brood verdienen en goede doeken verkopen. In 1864 nam hij deel aan een tentoonstelling in Parijs. Daar ontving hij de Gouden Medaille en kreeg hij voor de eerste maal erkenning met het schilderij Attelage flamand. Zijn werken getuigden van een nauwgezette techniek en een wil om te volbrengen maar hadden nog niet de beheersing die later een maturiteit en episch accent aan de doeken zouden geven.
Op het moment van zijn eerste succes was Verwee een goede realistische schilder maar geen groot kunstenaar.
In 1867 nam hij het vreemde besluit zijn geluk te beproeven in Londen. De illusie was van korte duur en reeds na enkele maanden kwam hij terug naar huis, even arm als voordien. Dan deed zich in Brussel een gebeurtenis voor die beslissend was voor Verwee: de stichting van de Société Libre des Beaux-Arts. Deze verenigde in een drang naar vrijheid veel grote ontluikende talenten. Zo onder meer Eugène Smits en De Groux maar ook leeftijdgenoten van Verwee als Artan, Rops, Baron, Dubois en schrijvers als De Coster, Camille Lemonnier en Jean d’Ardenne. Zij predikten durf en stoutmoedigheid. Dit was het milieu dat Verwee nodig had, waardoor hij zelfvertrouwen kreeg en waaruit hij enthousiasme en lichtheid putte die hem tot dan hadden ontbroken.
Vanaf 1869 zag men, onder invloed van de groep, vooruitgang en verandering in het werk van Verwee. Hij ontdekte voor het eerst de rol van het licht, zijn kleuren werden levendiger, zijn techniek boekte vooruitgang, er was meer durf en subtiliteit in zijn lichtspel.
De opgang van Verwee begon. In 1880 ontstond zijn groot werk: De monding van de Schelde. Met dit doek sprak hij de diepe taal van de natuur; hier was hij niet meer de volgzame realistische schilder onderworpen aan de werkelijkheid maar zijn ogen diepten die uit, transfigureerden en herschiepen wat hij zag. Zijn ontroeringen en emoties werden in zijn werken geformuleerd. Hij was een onstuimige, vurige die zich beheerste, die nadacht en zich niet liet meeslepen door zijn vervoeringen. Verwee bleef steeds trouw aan zichzelf. Hij weigerde om de Franse schilders te volgen, zelfs een Manet die hij enorm bewonderde. Hij ontwikkelde een geheel eigen stijl: hij onthield de uitdrukking van het vluchtige aspect, de taal van het licht op een bepaald moment. Maar volgens hem moest de vorm van essentieel belang blijven.
Hij zocht, dacht na, wachtte, observeerde…
Rond zijn 42ste jaar besloot hij dat hij genoeg geobserveerd en gewacht had en bracht hij een impressionisme dat niet op dat van de Fransen leek. Een impressionisme en luminisme dat zowel de vorm als de materie respecteerde. Hij bereikte de top. De klim was lang, traag en moeilijk geweest. Vanaf dan schilderde Verwee zelfverzekerd en met durf, zijn persoonlijkheid was tot volle ontplooiing gekomen.
Hij verbleef veelvuldig in Vlaanderen, bijna uitsluitend in Knokke waar hij de hoeven van het Hazegras, de duinen en het gehucht het Zoute op doek zette.
Vanaf 1883 logeerde hij in Knokke in een klein pension samen met enkele vrienden-kunstenaars. Ze stichtten er de Cercle des artistes. De kring jonge Belgische en buitenlandse artiesten, met Verwee als aanvoerder, leidde er een lustig en vrolijk leventje gedurende de zomermaanden. Ze hielden eet- en drinkfestijnen en deden zich niets tekort. Boven de herbergtafel hadden ze een katrol gemonteerd en daaraan hing een hesp die ze neer lieten om grote stukken van te snijden die ze aten bij hun boerenbrood en kroezen schuimend bier. De bel aan de voordeur was niets meer of minder dan een hoefijzer, opgehangen aan een koord waarmee men tegen een metalen plaat moest slaan. Het ging er soms luidruchtig aan toe en aan de buitenmuur plaatsten de artiesten een bord met als opschrift « Pension de Famille, maison tranquille jusqu’à dix heures du soir”.
In Knokke was Verwee dronken van het licht, de lucht en de weilanden. Daar was de lucht tastbaar, beladen met de adem van de vochtige aarde en dit was ook in zijn doeken weer te vinden. De vibraties van het licht met de veranderlijke aspecten verleenden zijn werken een ontroerende taal, maakten ze levendiger. Hij legde die vluchtige momenten vast zonder aan het uitzicht afbreuk te doen. In plaats van de vormen op te lossen of te verminderen maakte het licht van Verwee ze groter en pathetischer. Het licht in Vlaanderen, doordrongen van een vochtige atmosfeer, was voor hem bijna materie geworden. Hij schilderde als het ware “een gekleurde wazigheid”.
Op het moment van zijn volle maturiteit, kwamen zijn kunnen en verrukking tot uiting. Hij voelde zich bekwaam de schoonheid die hem beroerde op doek vast te leggen en uit te drukken. Hij hanteerde een soort “gemediteerd impressionisme”. Dit echt, onvervalst Belgisch impressionisme ontstond met schilders als Boulanger, Courtens, Verheyden maar Verwee was er de baanbreker van, de meest vastberadene en meest bewuste van de noodzaak zich niet te laten meeslepen door een mode in de schilderkunst.
De kunstwerken die Verwee gedurende zijn laatste 15 levensjaren geschilderd heeft omvatten allen het licht in al haar gradaties waardoor de materie vibreert. Hij bezat het oude vakmanschap en vaardigheid van de schilders van zijn ras.
Voor Knokke was Alfred Verwee echter meer dan een kunstschilder.
Hij werd één der eerste promotors van de nieuwe badplaats. In oktober 1887 had hij samen met Louis Van Bunnen en Henri Dumortier een consortium gesticht. Ze hadden grond gekocht aan de eigenaars van de Zoutepolder met het oog op een eerste verkaveling te Knokke. Dit belangrijk gebeuren was in feite de start van de badplaats.
Vanaf 1888 rezen villa’s en hotels uit de grond en verdwenen de duinen. De kleine dorpshotels waren in de zomermaanden niet meer voldoende om het cliënteel op te vangen. Op 1,5 km van het dorp ontwikkelde zich Knokke-Bad. Het Grand Hôtel de Knocke van Louis Van Bunnen en de aanleg van een stenen zeedijk waren meteen het startsein voor enkele Knokkenaars om zich toe te spitsen op het toerisme. De houten paviljoentjes rond de vuurtoren werden gesloopt, de vooruitgang van de badplaats was niet meer tegen te houden. Het gemeentebestuur zag zich genoodzaakt straten aan te leggen, een badendienst in te richten en zich te beraden over het aanleggen van een rioleringsstelsel en een waterleidingnet.
In 1888 besloot Verwee een villa te bouwen langs de Zeeweg. Hij gaf ze de passende naam Fleur des dunes.
Spijtig genoeg kon hij zich niet verder toeleggen op de ontwikkeling van Knokke. Uit de briefwisseling met zijn vriend Parmentier vernamen we dat hij in 1892 veel last had van reuma. In 1895 verbleef hij nog in Algerije en Midden–Frankrijk om te verpozen en te mediteren maar Verwee voelde zijn einde naderen. Overmand door ziekte liet hij zich 14 dagen voor zijn dood naar Knokke voeren…..om er in stilte afscheid te nemen van wat hem zo dierbaar was: zijn woning, zijn duinen en dieren, zijn Knokke.
Alfred Verwee overleed aan keelkanker te Brussel op 15 september 1895. Hij was slechts 57 jaar oud. Op zijn graf werd een krans van zeedistels en zwinneblommen neergelegd door enkele Knokkenaars.
Nog in hetzelfde jaar 1895 had Verwee samen met Hubert Bellis, Robert Quitmann en Frans Bastin geposeerd voor het schilderij Le Vainqueur du Match van Leon Philippet. Het doek bevindt zich in de Verwee-zaal van het gemeentehuis van Knokke. Een gelijkaardig werk van grotere omvang is te zien in het stadhuis van Hasselt met in de linker- en rechterbovenhoek de wapenschilden van Knokke en Heist. Het doek werd geschonken door Mevrouw Decreton-Bellis.
In 1903 werd te Schaarbeek, waar Verwee had gewoond, een tweede monument opgericht, een werk van beeldhouwer Charles Van der Stappen (1843-1910). De plaatsing ging gepaard met groot huldebetoon vóór het stadhuis van Schaarbeek.
Van 1 tot 20 april 1896 werd een postume expositie gehouden te Brussel en verscheen een catalogus van al zijn werken. Camille Lemonnier schreef een poëtisch voorwoord voor de grote meester in de catalogus:
“Gesloten voor altijd, gesloten door de vuisten van de dood, die bewonderenswaardige ogen waarin het licht speelde, die de dauwdruppels van de aarde dronken, gebroken nu. Ogen gepassioneerd en verliefd op het leven en het licht. Zulke ogen, wat een feest! Onvergelijkbare sensualiteit van visioenen streelden zijn oogspiegels. De vreugde van de ochtend, de vaste schittering van de middag, het bepoederde goud van de avondschemering! Betoverende ogen met de schittering van oosterse edelstenen, de vurige onverwachte opeenstapeling van tinten, de prachtige en zachte weerkaatsing van de regenboog. Ogen dronken van de bebloemde schoonheid van de weiden, dronken van de satijnen gevlamde horizon, dronken van de glijdende curven van het voorbijstromende, zoals de zilveren aken aan de einder van een Vlaamse hemel.”
Heel wat werk van Verwee is in Knokke bewaard gebleven, zowel in openbaar- als in privébezit.
De weduwe Verwee verkocht vele jaren later Fleur des dunes langs de Lippenslaan. De typische villa met torentje heeft stand gehouden tot in de jaren ’60 en werd dan omgebouwd tot garage met benzinepomp. In 1977 kwam een appartementsgebouw, met bankinstelling op de benedenverdieping in de plaats. Groot was de ontgoocheling bij vele Knokkenaars: waarom had men de villa niet bewaard als museum…? Suzanne de Giey-Parmentier (1894-1991), dochter van Paul, schreef haar ongenoegen in een artikel van een Brugs krantje.
In 1976 werd door de heemkundige kring Cnoc is ier de tentoonstelling Alfred Verwee en Knokke ingericht in het stadhuis van Knokke.
100 jaar na zijn overlijden werd te Knokke een kleine stille plechtigheid gehouden bij het ondertussen verplaatste borstbeeld van de kunstenaar. Yves, de kleinzoon van Paul Parmentier, legde een bloemstuk neer aan de voet van het borstbeeld.
Zoals priester-historicus E.H. Jos Vandenheuvel schreef: “Over Knokke spreken zonder Verwee of over Verwee spreken zonder Knokke te vernoemen, zou een grote leemte zijn”.
FOTO’s VERWEE
Geboren in 1838 in Sint Joost- ten- Node
Overleden in 1895 in Brussel