De familie Verhas was kunstzinnig en telde meerdere artiesten in haar rangen. Vader Emmanuel-Franz was de zoon van Cornelius (1772-1850) en Jacoba-Maria Verbeeck. Hij huwde met Anna-Maria Van Keer uit Berlare; het echtpaar kreeg 11 kinderen. Emmanuel (Dendermonde 1799 - 1864) was kunstschilder en graveur van religieuze taferelen en had zijn opleiding genoten aan de Academie van Antwerpen. Hij was de stuwende kracht achter de oprichting van de Dendermondse Academie waarvan hij leraar werd in 1827 en les gaf in schilderen, tekenen, anatomie en perspectief. Later werd hij directeur van de academie.
Halfweg de 19de eeuw was hij de eerste voorzitter van de ‘Dendermondse Kunstkring’. Zijn oudste zoon Frans (Dendermonde 1827 - Schaarbeek 1894) kenmerkte zich als romantisch schilder van portretten en genretaferelen. Hij kreeg zijn opleiding aan de Academies van Dendermonde en Antwerpen, bij onder meer zijn vader. In 1867 trok hij naar Schaarbeek waar hij in zijn werk getuigde van een grote penseelvaardigheid en uitgesproken zin voor detail.
Jan Verhas, geboren in 1834, is net als zijn broer Frans, vooral bekend als portret- historie- en genreschilder. Hij kreeg zijn opleiding deels van zijn vader en vanaf 1852 volgde hij de lessen aan de academie van Antwerpen, dankzij een studiebeurs.
Heel wat Nederlandse schilders kwamen zich in Antwerpen vervolmaken aan de Academie. Vanaf 1850 volgden een vijftigtal Nederlandse leerlingen de dagcursussenlessen aan de academie, wat boven de ‘Moerdijk’ niet mogelijk was. Gekende namen als Nicaise De Keyser (1813-1887), Jean Antoine Verschaeren (1803-1863) , Joseph Laurent Dyckmans (1811-1888), Bernard Weiser (1822-?) en Louis De Taeye (1822-1891) gaven er toen les.
Tijdens zijn studies aan de Antwerpse Academie kwam Jan Verhas in 1852 in contact met de twee jaar jongere Nederlandse kunstenaar Laurens Tadema (1836-1912) waarmee hij een warme vriendschap onderhield. Tadema en Verhas maakten eenzelfde ontwikkeling door op artistiek gebied. Tadema schilderde Romeinse taferelen en Verhas zette met evenveel precisie huiselijke taferelen, met kinderen of vrolijke herkenbare burgelijke situaties, op doek.
Eind 1858 vestigde Verhas zich te Brussel meer bepaald in de kunstenaarswijk van Schaarbeek en evolueerde tot een gematigd naturalistisch schilder, toen realisme genoemd. Hij voelde zich onmiddellijk thuis in het progressieve milieu van de schilders. Temidden de turbulente evolutie bij de landschapsschilders, bleef Verhas zich vasthouden aan de realistische taferelen en onderwerpen uit het dagelijkse leven van de begoede burgerij. Hij observeerde scherp en schiep zijn eigen sfeer met pure lijnvoering en heldere kleuren.
Jan Verhas behaalde de 2de Prijs van Rome en werd het jaar daarop op 23 december 1860 gehuldigd in de stad Dendermonde.
Via Parijs trok Verhas in 1862 naar Venetië en Padua waar hij in de musea oude en moderne meesters ging bestuderen.
Van 1863 tot 1882 verbleef hij in Binche waar hij met Stéphanie Pourboix huwde. Vervolgens kwam hij naar Brussel terug vanwaar hij regelmatig de Belgische kust opzocht, vooral Blankenberge en Heist. In Blankenberge verbleef hij later in het ‘Hôtel de Bruges’.
In 1865 vestigde ook Tadema zich te Brussel in de Paleizenstraat, in de buurt waar Willem Roelofs en Paul Gabriël een woning betrokken. Tadema’s neef Willem Mesdag, besloot op latere leeftijd te gaan schilderen en kwam in de hoofdstad terecht bij Roelofs die hem advies en aanwijzingen gaf. Mesdag zou zich verder specialiseren in zeegezichten.
In het atelier van Verhas kwam het tot een discussie met Tadema over het al dan niet schilderen van historische tafeleren. Toen de Nederlander de uit het leven gegrepen schetsen van kinderen zag, was hij een en al bewondering voor het waarheidsgetrouw en goed geobserveerd werk en spoorde Verhas aan zo verder te doen.
In artistieke kringen van Brussel, leerde Verhas veel kunstenaars kennen waaronder Felicien Rops.
In 1870 ging Verhas zijn vriend Tadema bezoeken in Londen, die er geëerd werd en faam genoot met zijn Romeins geïnspireerde taferelen. De ‘aangespoelde’ Fries werd in Engeland in 1899 in de adelstand verheven en vond in 1912 zijn laatste rustplaats in St. Paul’s Cathedral.
In de jaren ’80 stond Verhas in voor twee historische composities in neobarokke stijl voor het stadhuis van Dendermonde. Hij specialiseerde zich nog steeds in het portretteren van kinderen uit de begoede burgerij. Zijn werk mag gerust naast dit van twee boegbeelden van de ‘Dendermondse School’, Rosseels en Meyers, geplaatst worden.
Vanaf 1882 werd Verhas actief als plein-air schilder en was hij één van de kernfiguren van de Dendermondse School samen met Jacques Rosseels (1828- 1912) en Isidore Meyers ( 1836-1917), Adrien-Joseph Heymans (1839-1921), Théodore Baron (1840-1899) en Florent Crabeels (1829-1896). Verhas werd de baanbreker en hoofdfiguur van het ontluikend realisme in Dendermonde. Typerend is dat de groep schilders geen fotografische impressie nastreefden; ze werkten met een geladen energie en waren doordrongen van een eindeloze melancholie.
Tussen 1885 en 1888 was Albert Baertsoen (1866-1922) uit Gent er ook bij. Franz Courtens (1854-1943) kreeg les van Meyers en Rosseels. Andere schilders waren Piet Vander Ouderaa (1841-1915), Pieter De Beule (1852-1924) Charles Hermans (1839-1924) en Joseph Coosemans (1828-1904). Vlassenbroek en zijn polders werd de trekpleister van de Dendermondse School.
Rodolphe Wytsman (1860-1927) daarintegen, zelf afkomstig van Dendermonde, behoorde niet tot de groep.
Een tweede groep, aangetrokken door de prachtige landschappen van de Schelde, Durme en Dender, bestond uit ondermeer Henry Cassiers (1858-1944), Florent Crabeels en Adrien le Mayeur de Merprès (1844-1923).
Franz Courtens was er ook actief en later Hugo Van Beveren (1907-1985), Théophiel Bogaert (1850-1900), Pros. Bosteels (1881-1964), Stephan Gorus (1913), Louis Jacobs (1855-1929), Leo Spanoghe (1874-1955), Adolf Willems (1866-1953) en Door Boerewaard (1893-1972). Deze laatste zou Knokke kiezen als thuisbasis.
De meest productieve periode van Verhas moest nog starten toen hij op 48- jarige leeftijd in Heist belandde. Hij nam zijn intrek in een dijkvilla in de bloeiende badplaats. Na het portretschilderen in het atelier waren de zee en het strand voortaan zijn pleisterplek.
Het plein-air schilderen van de Dendermondse School kon hij aan zee verderzetten. Te Heist werden de omtreklijnen in grote mate getemperd en verdween de preciese penseelvoering. De grijze tonen en sombere luchten die storm aankondigen, de dialoog met de Noordzee en de atmosferische effecten, wist hij feilloos weer te geven. De personages flanerend op de ‘boulevard’ of zittend in een strandstoel werden zijn geliefkoosde onderwerpen.
Dames met parasol, zich beschermend tegen de zonnestralen, poserend bij een badcabine of jonge meisjes, geschilderd vanaf het balcon van een villa, bracht hij prachtig op doek. Zijn geanimeerde strandtaferelen te Heist waar dames in rokken en voiles zich koesteren in de glinstering van de zon, zijn zeer gekend. De Belle Epoque periode vastgelegd op doek werd waardevol iconografisch bronnenmateriaal.
Soms maakte hij studies of detailschilderijtjes voor zijn grotere doeken, die achteraf in het atelier geborsteld werden. Voor het opmerkelijke werk ‘Processie te Heyst, 1894’ (Stadhuis Schaarbeek) bestaat een kleiner studiedoek, minder realistisch afgebeeld. Voor het doek ‘Ezels op het strand van Heyst-sur-mer, 1884’ (K.M.S.K. Antwerpen) schilderde hij het portret van het jonge ezeldrijvertje. In dit magistrale werk is zijn duidelijke stijlwisseling merkbaar.
Het strandleven en de zeegezichten waren stuk voor stuk een gedetailleerde weergave van het leven aan de kust in de zomer.
In welk huis op de dijk Verhas verbleef is ons een raadsel!
In 1887 werd een villa gebouwd voor een zekere Frans Bastin naar de plannen van architect Emile Verhas uit Schaarbeek. Bastin staat afgebeeld op het schilderij van Leon Philippet (1843-1906) ‘ Le Vainqueur du Match’ (Stadhuis Knokke-Heist) uit 1895 samen met de schilders Alfred Verwee (1838-1895) en Hubert Bellis 1831-1902) en uitbater van het Casino-Kursaal Robert Quitmann.
Een van zijn grote werken is ‘Op een golfbreker’. Een vrouw staat op een golfbreker in een lichtblauw kleed dat wappert in de wind, ze houdt haar sierlijke hoed vast. Op de achtergrond zien we enkele Heistse sloepen schuilend voor de opkomende storm. De vrouw is Marie-Antoinette Marcotte ( 1869-1929), en impressionistisch schilderes, die Verhas ook nog portretteerde.
Tot aan zijn dood bleef Jan Verhas de zomermaanden doorbrengen te Heist.
Het gezin Verhas telde twee kinderen. Zijn dochter Marthe, die hij verscheidene malen schilderde, huwde met Gisbert Combaz (1869-1941) zelf kunstschilder, beeldhouwer en illustrator. Zijn zoon Georges was gehuwd met Jeanne Charlier; het paar kreeg twee dochters.
Op 31 oktober 1896 overleed Jan Verhas te Schaarbeek op 62-jarige leeftijd. Stephanie Pourboix bleef 29 jaar weduwe en stierf op 6 oktober 1925.
Geboren in 1834 in Dendermonde
Overleden in 1896 in Schaarbeek