Danny Lannoy
De kunstenaar heeft in zijn rijke schildersloopbaan heel wat genres gehanteerd. Er was vraag naar portretten bij de Brusselse burgerij, waar hij gretig op inspeelde. Hij schilderde vooreerst zijn vrienden te Gent waaronder Armand Heins (1881) en de beeldhouwer Georges van der Straeten. In 1884 zette hij zijn Spaanse vriend en collega Dario de Regoyos op doek in bruine en donkere tinten, dit typeerde nog meer het Spaanse temperament. In 1882 had hij met Dario en Franz Charlet Spanje en Marokko bezocht en er geschilderd. Van Rysselberghe stelde in 1883 tentoon bij L’Essor in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel. Kort daarop leerde hij de dichter en kunstcriticus Emile Verhaeren kennen die een vriend voor het leven werd.
In oktober werd Les XX gesticht. Octave Maus was secretaris en medestichter van de vereniging en uitgever van het weekblad L’Art Moderne. Nieuwe stromingen in de beeldende kunsten waren welkom. Van 1884 tot 1893 werden regelmatig tentoonstellingen gehouden, waarbij af en toe ook buitenlandse schilders exposeerden..
Op de eerste tentoonstelling van Les XX in februari 1884 stelde Van Rysselberghe twee werken tentoon, De avond en In West- Vlaanderen. Verhaeren was razend enthousiast over de werken van Theo.
Vanaf 1884 verbleef Theo Van Rysselberghe meer te Knokke waar hij de leiding nam van een groep kunstenaars waaronder Regoyos, Wytsman, Charlet en Schlobach. Verhaeren typeerde Van Rysselberghe als: “ le chef du petit clan de peintres établis à Knocke”. Een jaar later waren er zes werken te zien op de tentoonstelling van Les XX waaronder een dubbelportret van de gezusters Jeanne en Marguerite Schlobach.
Tijdens zijn verblijf te Knokke was hij geïnteresseerd in de techniek van Anna Boch, zo blijkt uit de briefwisseling aan haar broer Eugène. Anna Boch was lid van Les XX sedert 1885. In 1887 maakte hij een periode van aarzeling en twijfels door. Hij kon niet uitdrukken wat hij voelde en zag en was daar razend om. Hij vroeg Anna Boch of ze ook zo bezeten was van het “vervloekte” licht.
In 1888 stelde hij tentoon in Brussel met een reeks marines die hij het jaar voordien te Heist had geschilderd. De verfvlekken of strepen zijn duidelijk waar te nemen in deze werken. Hetzelfde jaar trok hij naar Zuid-Frankrijk, Bretagne, Pas de Calais en Nederland.
Vanaf de oprichting van Les XX werd geëxperimenteerd met licht en atmosfeer, vooral door Ensor, Finch, Vogels en Toorop. Vele “Vingtisten” gingen een lichter palet hanteren, zo ook Van Rysselberghe. Vooral het werk van Seurat had een invloed op hem. Octave Maus stelde voor Seurat en Pissarro uit te nodigen naar Brussel. Signac die er ook tentoonstelde schreef naar Pissarro: “je sors éreinté de l’Exposition des XX; une foule énorme, une cohue épouvantable, très bourgeoisement anti-artiste. En somme, un grand succès pour nous ».
Samen met Eugène Boch bracht Van Rysselberghe te Parijs een bezoek aan het atelier van Seurat. Hij kwam sterk onder de indruk van het werk van de Franse schilder. Van Rysselberghe werd één van de meest productieve schilders van het pointillisme. Zijn doeken waren een mengeling van neo-impressionisme en traditionele Vlaamse portretkunst. Van Rysselberghe mocht de affiche ontwerpen voor de “Exposition” van 1889, die onmiddellijk aanleiding gaf tot kritiek op de nieuwe kunstrichting. Het pointillisme was duidelijk zichtbaar in het ontwerp. Voornaamste neo-impressionisten waren nu Toorop, Anna Boch, Henry van de Velde en Van Rysselberghe. Bij de Fransen waren het Seurat, Maximilien Luce, Henri-Edmond Cross en Camille Pissarro.
Op 16 september 1889 huwde Theo met Maria Monnom, dochter van “veuve Monnom”, die een drukkerij bezat en gekend was bij de jonge Belgische kunstenaars. Daar werden ook de catalogen van Les XX en La Libre Esthétique gedrukt alsook de tijdschriften La Jeune Belgique en L’Art Moderne.
In 1890 nam Van Rysselberghe samen met Georges Lemmen deel aan het Salon des Indépendants. In 1892 toonde hij te Parijs twee portretten, Anna Boch en Auguste Descamps. Anna Boch was de nicht van Octave Maus en een goede vriendin van Theo. In december 1892 was hij de enige Belgische schilder op de eerste Exposition des Peintres Néo-Impressionistes te Parijs naast A. Charpentier, H.Cross, L. Gausson, M. Luce, H. Petitjean, Lucien Pissarro, Paul Signac en de pas overleden Seurat.
Tijdens een uitstap van Knokke naar Sluis op 1 april 1893 met Theo Van Rysselberghe, Emile Verhaeren en Willy Finch kwam Henry van de Velde in contact met Maria Sèthe (1867-1942). Eén jaar later traden ze in het huwelijk.(*1) Henry had zich in 1890 ingeschreven in het bevolkingsregister van Knokke; hij woonde op de dijk in de villa Anker van de Antwerpse scheepsschatter Guillaume Depaepe (1834-1901). Hij was de enige schilder te Knokke die“ zicht op zee” had en liet er zich inspireren voor zijn marines. De woning werd in 1925 gesloopt voor de uitbreidingswerken van het Grand Hôtel.
Briefwisseling Henry Van de Velde : (vertaald uit het Frans)
Begin van de zomer 1893
Ik was enkele dagen in Knokke toen een booschapper uit Cadzand arriveerde. Cadzand is het eerste Nederlandse dorpje aan de overkant van de Zwinmonding die nu verzand is maar vroeger de verbinding vormde tussen Brugge en Damme met de zee. Theo Van Rysselberghe liet me weten dat hij aangekomen was met Matata, zijn vrouw, en enkele vrienden, in het enige hooggelegen huis boven op de duinen van Zeeuws-Vlaanderen. Een herberg.
Hij vroeg me hem daar ’s anderdaags’s morgens te ontmoeten. Tussen Knocke en Cadzand was er geen andere verbinding dan te voet langs de zee te wandelen. Ik werd verwelkomd met vrolijke kreten van zodra ik Cadzand naderde. Matata, Theo, een jong meisje (Maria Sèthe met wie Van de Velde het volgende jaar trouwde), Emile Verhaeren, Willy Finch en Pierre Olin (bestuurder van een papierfabriek) gesticuleerden en zwaaiden met zakdoeken. Ze hadden het middagmaal nog niet beëindigd. Men vertelde me dat een boerenwagentje ons naar Sluys zou brengen: een klein stadje, hoofdplaats van Zeeuws-Vlaanderen
In januari 1895 organiseerde Van Rysselberghe een retrospectieve in de Galerie Laffitte te Parijs. Camille Pissarro schreef naar zijn zoon Lucien dat Van Rysselberghe een groot karakterschilder was. Pissarro had toen het pointillisme reeds lang de rug toegekeerd en bekritiseerde Theo dat hij bleef vasthouden aan die techniek. Eind 1896 begon Van Rysselberghe met grotere toetsen te werken. Hij keerde terug naar de primaire kleuren in plaats van de kleurverdeling. Signac, van zijn kant, was niet opgetogen met zijn stijlverandering. Van Rysselberghe vond het neo-impressionnisme een tiranniek systeem dat te eng was voor zijn emotionele gevoeligheid. Alle schoonheid volgt uit de observatie en de studie van de natuur. Er was heel wat briefwisseling tussen Van Rysselberghe en Signac over de manier van “zien en schilderen”.
Geboren in 1862 in Gent
Overleden in 1926 in Saint Clair/Frankrijk