Danny Lannoy
De Belgische kust had vóór 1880 reeds bepaalde schilders aangetrokken. De zee en de duinen waren een oneindige inspiratiebron voor de individuele kunstenaars. Eén van hen was Félicien Rops, geboren te Namen in 1833. In 1857 had hij samen met Charles De Coster het weekblad Uylenspiegel opgericht, een satirisch tijdschrift verlucht met veel litho’s. Rops toonde op een kritische manier zijn opstandigheid tegenover de wantoestanden in het land.
Hij was zowel karikaturist als tekenaar en lithograaf en zou de bekendste illustrator van Parijs worden. Zijn politieke spotprenten en satires over de burgerij waren de voorlopers van zijn erotische prenten. De vrouwen die hij afbeeldde, symboliseerden de verleiding en het kwaad en waren meestal Vlaamse meisjes die hij schetste gedurende zijn uitstappen; in het atelier volgde het fijne werk met de naald. De omschakeling van de litho naar de ets was voor Rops een uitdaging op technisch vlak, een techniek die hij na enkele jaren volledig beheerste.isch tijdstrift met veel litho'
Rops ontvluchtte het burgerlijk moralisme en zag zijn huwelijk niet meer zitten. Op artistiek vlak verwierp hij de traditionele maatstaven van de academies en probeerde nieuwe wegen te bewandelen als etser en schilder. Hij liet zich meeslepen in de bruisende sfeer waaruit het symbolisme zou ontstaan, maar toch was hij niet onder te brengen in één of ander vakje. Niettegenstaande sommigen hem als symbolist catalogeren, mogen zijn landschappen en marines onder het impressionisme gerekend worden.
Parijs werd de plek bij uitstek waar hij zijn favoriete thema’s vond: de vrouw, de erotiek, de duivelsaanbidding en de sociale satire. Hij voelde zich thuis in het milieu, werd gerespecteerd en af en toe wel eens bekritiseerd.
Hij zou op latere leeftijd nauwe contacten onderhouden met symbolische dichters. Vanaf 1874 werkte hij regelmatig sxamen met schrijvers als Théophile Gautier, Alfred de Musset, Mallarmé, Barbey d’Aurevilly, Joséphin Pelladan, Octave Uzanne en Verlaine. Zijn werk werd gewaardeerd door zowel Victor Hugo als Gustave Flaubert. Hij illustreerde ook voor de componisten Franz Liszt en Gabriel Fauré. Uit de kunstkring te Parijs waren Manet, Degas en Rodin bewonderaars van de “aangespoelde” Belg. Rond de jaren ’80 versterkte hij zijn werk met gouache, aquarel of pastel.
Naast zijn zedenschilderijen, symbolisch geïnspireerde werken en erotische prenten schilderde hij ook landschappen en vooral marines. Door zijn oeuvre weten we dat hij in de jaren ’70 van de 19e eeuw veelvuldig te Blankenberge en Heist verbleef. In 1886 snoof hij er de sfeer op van het echte vissersleven en tekende verschillende personages waaronder een Heistse vissersvrouw met typische hoed op.
Gedurende zijn verblijf te Heist schreef hij een brief vanuit het Hôtel des Bains gericht aan Jean d’Ardenne (*): “ Je ne t’écris pas parce que, comme les peuples heureux, les Heystois n’ont pas d’histoire! Nous nous levons à 7 h., nous prenons le café arrosé de plats volumineux de crevettes : promenades… Diner à 1 h.- Plage- sommeil dans la dune, - souper. Coucher. La plante ! Je sens les feuilles me pousser. (…) ou prends un billet de passe le Nord et arrive ! Quel temps ! La Mer du Nord c’est la méditerranée. Ma blessure s’est réparée, après s’ être rouverte… c’est que voilà quatre mois que cela dure ! Vu à Givet, Liesse plus hypnotisé que jamais !! Je loge, mange et bois chez la bonne Stéphanie Barrvoets (Baervoets), une aimable amie à la tête espagnole, qui se dresse comme une fleur d’Andalousie dans un carré de choux flamands… En P.S. : Si tu vas chez les God explique leur bien l’empêchement ou m’a mis ma patte pendant tout l’été de faire quoi que ce soit qui ressemble à une visite chez des amis ».
Tussen 1876 en 1890 was de weduwe van reder Bernard Baervoets ( Heyst 1809- 1870), Maria Hinjon (Wsk 1813) gasthofhoudster van Hôtel des Bains in de Kerkstraat te Heist. In feite waren het de kinderen die de uitbating in de zomermaanden ter harte namen. Augustin (H 1844), Karel (H 1854 - Schaarbeek 1907), Frans (H 1856) en Stephanie (H 1859). De jonge Stephanie huwde in 1877 met de Brusselaar Désiré Paternoster.
Karel (Charles) huwde na zijn legerdienst met Leonie Verlinde (Brugge 1863). Het gezin bleef inwonen en kreeg in die periode twee kinderen, Bertha (H 1885) en Maurice (Brugge 1886). Maria-Theresia Hinjon overleed op 20 mei 1889 op 76- jarige leeftijd in het hotel in de Kerkstraat.
De verdere briefwisseling die Rops voerde was met Charles Baervoets.
In een brief uit Parijs (7.2.1889) aan Baervoets schreef Rops ondermeer: “…Wat de rekening van 200 fr. betreft, ik zal je schadeloos stellen door je eind februari een tekening te sturen met een waarde van 300 fr. Ik zit momenteel wat zonder geld en verkies eerder een tekening te sturen dan met geld te betalen en ik verzeker je, je zult er niets bij verliezen. Doe de groeten aan Madame Baervoets en betuig mijn vriendschap aan Mme Stéphanie en haar echtgenoot”.
In een tweede, ongedateerde brief stond: “ Het is mogelijk dat ik u deels met geld en deels met tekeningen betaal. Eens mijn schuld vereffend, beloof ik u een mooie tekening (studie) te maken als ik in Heyst zal zijn, dit om de intresten van het wachten op mijn geld te compenseren…..”. Vanuit Bretagne schreef hij als voetnoot: “Je suis ici chez un ami en Bretagne & je compte aller à Heyst bientôt ».
De hotels “met zicht op zee” bleken in Heist beter te renderen dan de goedkopere dorpspensions.
In 1891 liet Charles dan ook het nieuw hotel Grand Hôtel des Bains bouwen op de zeedijk ten oosten van de bestaande bebouwing. Het echtpaar Paternoster-Baervoets volgde dit voorbeeld en werd uitbater van het bestaande Hôtel du Phare op de dijk.
Vanaf 1895 verbleef Charles gedurende de wintermaanden in Schaarbeek waar hij een tweede verblijf bezat.
Stephanie volgde in zijn voetspoor en verbleef eveneens in het Brusselse in een tweede woonst.
Het echtpaar Baervoets-Verlinde kreeg nog enkele kinderen; Marcel (H 1890), Siegfried (H 1894), Paula (H 1897), en Werner (H 1898).
Berthe, dochter van Charles huwde in 1908 met Dokter Debeir (1879-1945), toen huisarts te Westkapelle en vanaf 1918 te Knokke.
Paula huwde August Ferron, die de zaak op de dijk zou verder zetten; zonen waren Jacques en Marcel.
Jacques zou Grand Hôtel des Bains uitbaten tot de sloping in 1976.
Of Rops nog terugkeerde naar één van de hotels op de zeedijk weten we niet,….. dat hij een boontje had voor Stéphanie is een feit….!
Uit de geregistreerde werken kunnen we wel afleiden dat Rops te Blankenberge en Heist verbleef in 1872, 1877, 1878, 1886, 1889 en 1894.
De schilderijen van Rops waren eerder klein van formaat. Hij borstelde ze ter plaatse in de open natuur en volledig in harmonie met zijn gekozen motief. De meeste marines dateren uit de periode tussen 1870 en 1880.
“Eens hij de zoete roes van de open ruimte voelde, hield niets hem nog tegen en dit eindigde dikwijls in een terugkeer naar het achtergelaten maar nooit vergeten land.
In 1879 is het de Vlaamse Noordzee die zacht zijn hart beroert: hij gaat naar Nieuwpoort, Heyst en Blankenberghe. Hij is in een fantastische werkstemming en maakt enkele studies en schetsen. Brussel, op korte afstand, is in feest en men wil hem voor enkele dagen naar de stad lokken. Hij zegt: “Ik verafschuw alle officiële feestelijkheden, ik hou enkel van onverwachte vrolijkheid” (cfr C.Lemonnier).
Hij schilderde ook gedurende zijn buitenlandse reizen in Scandinavië en Spanje waar hij te Sevilla, Madrid en Granada verbleef. De streek tussen Samber en Maas en de vallei van de Essonne in Frankrijk genoten zijn voorkeur.
Jarenlang kwam hij de zomermaanden doorbrengen aan de Belgische kust. Na 1888 vonden we hem meestal bij zijn vrienden- kunstenaars te Knokke.
Men schreef over hem: Devant ce décor, la mer du Nord menace la digue et le vent balaie la dune, ferme tragiquement les portes et les volets. La vie fermente autour des lampes, bonnes et mauvaises conseillères de la raison. Rops aimait Knocke, et par un précieux mécanisme de sa personnalité il puisait dans cette nature émouvante le repos oú il retrouvait, sans doute, son équilibre. « Chaque fois que je suis ici, il me semble qu’un vieil ancêtre flamand renaît en moi » écrivait-il.
Zijn marines waren qua stijl en techniek heel uniek. Hij had een persoonlijke visie en eerbied voor de natuur. De kust was zijn bron van inspiratie. In poëtische lijnen schreef hij in 1893 aan Eugène Demolder:
“Ach! de Noordzee ! zij die komt van IJsland en in het gevlamde zand de satijnschakeringen van haar kleed rolt! Zij is een beetje mijn beminde geliefde! Als ik na een lange afwezigheid terug kom, dan open ik de neusvleugels in de wind om haar eigen geuren in te ademen! …Het lijkt alsof geheimzinnige atavismen mijn hart doen jubelen, dat zij mij bemind en gestreeld heeft toen ik nog kind was en dat ik zeer dikwijls in slaap gevallen ben, gewiegd door haar gezang…”.
Rops schilderde de kuststreek in alle schakeringen, zowel de zonovergoten sfeer als de sombere opeenstapeling van wolken, typisch en karakteristiek voor de Noordzee. Zijn marines getuigen van een grote soberheid maar hebben een zeer persoonlijke benadering. Bij veel van zijn werken openbaarde hij zich als een briljant colorist. Félicien Rops was zich bewust van zijn grenzen bij het schilderen maar als etser genoot hij wereldfaam. Toch waren zijn olieverfschilderijen belangrijke interpretaties van de kuststreek op het einde van de 19e eeuw, dat ook het einde van zijn leven betekende want hij overleed in 1898.
(*) Jean d’Ardenne was de schuilnaam van Leon Dommartin (1839- 1919), journalist en letterkundige. In 1892 liet hij een kleine villa optrekken in de nabijheid van de Zeestraat in Knokke. Een van de standaardwerken van de kust (Guide Illustré de la côte de Flandre) verscheen in 1888, geïllustreerd door Henri Cassiers en geschreven door Jean d’Ardenne.
Foto’s:
Geregistreerde werken :
Geboren in 1833 in Namen
Overleden in 1898 in Essonne /Frankrijk