Danny Lannoy
In 1888-89 verbleef Paul Parmentier aan de Belgische oostkust. Hij was een verwoed fotograaf en nam veel foto’s van het strand te Heist en van de Knokse polders. Parmentier fotografeerde de polderdijken met het grazend vee tussen Knocke-dorp en het Hazegras. In ’t dorp bewonderde hij de Kerkstraat en de omgeving van de Weg naar Westcapelle (Smedenstraat) die toen nog een groenrijke buurt met weinig bewoning was. Hij gebruikte zijn opnames als studiemateriaal voor zijn doeken.
In 1890 liet hij zich met zijn familie inschrijven te Knokke en vestigde zich op de hoek van de Steenweg naar Westkapelle en latere Dweersstraat. Het alleenstaand pand Lusthof, eigendom van de weduwe Coppieters, was ruim genoeg voor de familie en het dienstpersoneel (*1).
Parmentier wordt meestal bestempeld als marineschilder, maar zijn landschappen en koeien getuigen eveneens van een rijk palet. In Knokke kwam hij in contact met de plaatselijke notabelen waaronder Philippe Tavernier (1816-1986)(*2), ouderdomsdeken van de gemeenteraad en voormalig burgemeester. Hij kocht een stuk grond aan Tavernier en bouwde er een houten chalet op. Parmentier lag aan de basis van de heroprichting van de St.Sebastiaansgilde. De mensen zagen in Parmentier meer dan een mecenas en eind 1890 kwam hij in de plaatselijke politiek en de gemeenteraad terecht. Bij het ontslag van Tavernier uit de raad, werd Parmentier verkozen als schepen.
In september 1892 kon hij zijn vrienden overhalen prijzen te geven voor een grote schieting.
Diverse kustenaars verleenden hun medewerking en schonken schilderijen onder meer: Jan Verhas, Edmond Van der Meulen, Hubert Bellis, Henri Permeke, Victor Jamotte, Henry Stacquet, Florimond Van Caillie, Joseph Coosemans, Louis Bellis, James Henry (uit Londen), François Binjé, Henri Cassiers, Devriendt en Leon Philippet.
Verwee werd in 1892 uitgeroepen tot ere-lid van de schuttersgilde.
‘s Zondags trok Parmentier geregeld op verplaatsing met zijn vrienden-schutters. Naast Philippe Tavernier was ook burgervader Sebastiaan Nachtegaele een goede vriend van hem.
In 1893 liet hij, op de vroegere gronden van weduwe Van den Broucke-Verschoore, een landelijke villa bouwen (deze werd gesloopt in 1996-97 voor de bouw van het jeugdcentrum De Marge).
1902 werd een jaar van rouw voor Knokke. Op 22 augustus, midden de warme zomer, overleed Paul Parmentier. Ondertussen waren de werkzaamheden aan het “kasteel” volop bezig. Hijzelf zou het prachtig herenhuis nooit bewonen.
Parmentier werd onder massale belangstelling ter aarde besteld te Knokke. Hij werd begraven bij het torentje van de H.Margaretakerk. De leden van de St. Sebastiaansgilde waren allen aanwezig om hun weldoener en vriend een laatste groet te brengen. Zijn grafsteen en stoffelijke resten werden later overgebracht naar de St. Helenabegraafplaats in de Deklerckstraat. Zijn grafsteen is er te zien, links van de ingang.
*1 Ingeschreven in het bevolkingsregister 1890-1900
Parmentier Paul Eugène |
°Brussel 1854 |
kunstschilder |
komt van Ukkel 29.09.1890 |
Van Loo Marie-Jeanne |
°1857 |
echtgenote, bijzondere |
|
Parmentier Jean-Joseph |
°Elsene 1883 |
zoon |
naar Elsene19.07.1900 |
Parmentier Robert |
°Elsene 1884 |
zoon |
|
Parmentier Fritz-Eugène |
°Elsene 1885 |
zoon |
|
Parmentier Pierre-Henri |
°Elsene 1886 |
zoon |
|
Parmentier Suzanne |
°Elsene 1894 |
dochter |
|
Meurrens Felicienne |
°1877 |
servante |
komt van Laeken 4.06.95/14.01.98 |
Van Tomme Amelia |
°Ledeberg 1873 |
servante huwelijk Louis Baeyens |
|
Penning Zoe |
°Nivelles 1873 |
servante |
komt van Elsene 18.07.97/ 1901 |
Courtois Marie-Antoinette |
°1868 servante |
komt van St.Gillis 15.05.1900 |
*2 Philippe Tavernier werd geboren te Knokke op 23 mei 1816 als zoon van landbouwer Nicolaas (°1780) en Joanna Theresia Knudde (°1776). Hij huwde in 1841 met de 26 jaar oudere Maria Callandt (°Wsk 1790) weduwe van Jan Demaecker. Hij was burgemeester van Knokke van 1854 tot 1872. In 1875 kwam hij opnieuw in de gemeenteraad en werd in 1888 schepen. Gedurende een korte periode was hij ook provincieraadslid. Hij woonde op de hoeve die gelegen was op de plaats waar in 1926 de steenweg Knokke-Maldegem en het spoorwegstation zouden ingeplant worden. Hij was de oom van Leonard Tavernier, uitbater van Le Cygne op het Dorpsplein bij de kerk. Philippe overleed te Knokke op 10 april 1896.
Jean was de oudste zoon van Paul Parmentier en Maria Van Loo, en zou zich als schilder ontplooien in het interbellum. Toch hanteerde hij reeds verf en borstel rond 1905 en behoort hij tot “de schilders van Oud-Knokke”.
De familie Parmentier kwam eerst naar Blankenberge gedurende de zomermaanden maar omstreeks 1889 werd Knokke de vaste verblijfplaats. De jonge Jean leerde lezen en schrijven bij meester Van Steene in Knokke en trok later naar het atheneum in Brugge. Als 17- jarige ging hij naar het Institut Robert, gespecialiseerd in opleiding tot ingenieur en in voorbereiding tot de militaire school. Hij behaalde zijn diploma van landmeter en bij zijn examen te Gent was hij de eerste met grootste onderscheiding. Hij woonde vervolgens in de “Avenue Louise” te Schaarbeek en in de “Chaussée de Haecht”. Zijn interesse voor de schilderkunst en de stimulans om zelf te schilderen nam toe en hij volgde lessen in het atelier van Blanc-Garin.
Als jonge man hield hij van de polders, de duinen en het strand. Hij trok met Maurice Wagemans naar het Zwin waar ze samen de Zwinvlakte schilderden.f te schilderen nam toe Hij had ook een goede relatie met de schilder Lemayeur.
Tussen 1905 en het uitbreken van de 1ste wereldoorlog had hij contact te St.Anna-ter-Muiden met Paul Baum, Dreydorff en Sohn-Rethel. Met deze laatste trok hij op reis naar Italië en verbleef in Rome, in de villa Strolh-Fern, het mekka van de Duitse schilders.
Jean werd oorlogsvrijwilliger, trok eerst naar Engeland, kreeg later een opleiding in Normandië en belandde aan de IJzer als observator bij de artillerie. Heel wat familieleden dienden in hetzelfde regiment.
Na WO I huwde Jean in de St. Walburgakerk te Brugge met Suzanne Rycx (°Brussel 1900) dochter van “zijn” kolonel. Ze kregen een zoon Yves (°Brussel 1921).
In 1925 vestigden ze zich te Knokke en in 1929 te Oostkerke, eerst in het kasteel van zijn schoonvader en later langs de Damse vaart. Hij tekende zelf de plannen van de landelijke villa en bouwde deze waar eens het dorp Monnikerede had gestaan. In 1932 overleed zijn echtgenote.
Naast zijn typische landschappen legde hij zich ook toe op stillevens. Hij hield als geen ander van de Vlaamse Polders en schilderde ze vaak in al hun pracht en praal. De Polders tussen Brugge en Knokke waren zijn “Plat Pays”. Hij was een meester in het creëren van sfeer en had vooral oog voor de speciale lichtinval.
Te Oostkerke was zijn atelier aangebouwd met zicht op de Krinkeldijk. Daar zou hij bij zijn zoon Yves, de kunstsmid, blijven wonen tot zijn 89ste. Hij stierf er op 3 april 1973 en ligt begraven bij de rustieke poldertoren van zijn geliefde Oostkerke.
Geboren in 1854 in Brussel
Overleden in 1902 in Knokke