Frieda Devinck
Deze Hispano-Flamenco, zoals hij zichzelf graag noemde, was een schilder die innig verbonden was met de kunstvernieuwing in België. Hij stond in contact met de voorlopers van de nieuwe stromingen in heel Europa wat van hem een artiest maakte waarin we sporen terugvinden van impressionisme, pointillisme, naturalisme en symbolisme. Hij introduceerde het impressionisme in het behoudsgezinde traditionele Spanje, wat hem niet in dank werd afgenomen. Daarom werd hij er de “verwenste schilder” genoemd. Minder bekend is dat hij op het eind van de 19de eeuw, intens en actief heeft deelgenomen aan het culturele leven in België. Hij was zelfs - als enige vreemdeling - één van de stichters van de bekende Groep Les XX waardoor Brussel internationale uitstraling kreeg.
Wie was deze complexe, interessante persoon?
Darío de Regoyos y Valdés werd geboren in Ribadesella (Asturië) op 1 november 1857. Reeds van in zijn jeugd wees hij formalismen en conventies van de hand en kreeg zijn liefde voor de schilderkunst en de gitaar vaste vorm. Zijn Spaanse boezemvrienden, de violist Enrique Arbós en de componist Isaac Albéniz, waren in 1879 naar Brussel verhuisd en nodigden hem uit voor een bezoek. Hij plande een “reis van twee weken” die verschillende jaren zou duren. Brussel was voor Regoyos een avontuur vol verrassingen. Hij vond er iets dat in Spanje niet bestond: “ de strijd voor een vrije expressie in de kunst”.
Brussel boeide Regoyos zodanig dat hij er bleef wonen, als Spanjaard onder de Belgen, in de Koningstraat 161 bij de familie Bogaerts. Hij werd leerling bij meester Jozef Quinaux en van hem leerde hij de natuur als model te nemen, de vibraties van het licht te vatten en geheel vrij zijn onderwerpen te kiezen.
Hij kwam in contact met de mecenas Edmond Picard die zijn huis openzette voor de meest avant-gardistische schilders, musici en letterkundigen uit die tijd, waaronder Emile Verhaeren, Camille Lemonnier, Constantin Meunier, Van Rysselberghe…..
Hij sloot vriendschap met nog andere kunstenaars en werd in 1880 lid van l’Essor waarin hij de strijd verdedigde tegen het academisch schilderen.
Regoyos was bedreven in de kunst met het penseel maar daarnaast niet minder in de kunst van het leven: hij was honderd procent bohemien en boulevardier. Octave Maus typeerde hem: “Een kleine gedrongen donkere man met zwarte lokken en baard en een aangenaam, eerlijk en open karakter. In de plooien van zijn statig gedrapeerde kapmantel hield hij een enorme gitaar verborgen. Tijdens onvergetelijke avonden in intieme kring van ateliers en salons, evoceerde hij het Spanje van de dans, de liefde en de vreugde…..” Hij was een uitstekend gitarist en zong ontzettend mooi Spaanse seguidillas die hij zelf begeleidde. In het begin wist men niet goed hoe hem te catalogeren: “gitaar spelende schilder of schilderende gitarist”.
Regoyos nam deel aan de tentoonstellingen van l’Essor in 1882 en 1883. Kunstcriticus Verhaeren schreef: “Regoyos met Van Rysselberghe, Ensor en Khnopff springen boven alle deelnemers uit, ze zijn de succesvolste..”.
In de winter van 1882-1883 trok hij met Van Rysselberghe, Charlet en Meunier naar Spanje en Marokko. In het voorjaar van 1883 waren enkele schilders Verwee naar Knokke gevolgd. De groep bestond uit Wytsman, Schlobach, Charlet, Van Rysselberghe en Regoyos. Verwee wilde zijn ontdekking van Knokke met hen delen: de huisjes, de koeien, de landelijke herberg Le Cygne, het kerkje en vooral het strand en de duinen, het domein van strandjutters en stropers. De hechte schildersclan met Van Rysselberghe aan het hoofd, nestelde zich te Knokke. Anderen voegden zich bij hen onder meer Cassiers, Stacquet, Rops, Binjé, Verras, Van Caillie, Courtens, enz…
Emile Verhaeren schreef dat hijzelf regelmatig met het trio de Regoyos-Van Rysselberghe-Schlobach rond de herbergtafel van het vroegere gemeentehuis Le Cygne zat. Daar werd ooit vergaderd door de burgemeester en schepenen en in de hoek stond nog altijd de oude donkere kast waarin eertijds de gewichtige papieren van de gemeente bewaard werden. Zij discuteerden er over kunst tot de gemoederen werden verhit, ze sloegen met de vuisten heftig op de oude zware tafel zodat de pinten ervan gingen dansen. Ook daar speelde Regoyos gitaar, zong er voor zijn kunstbroeders opzwepende Spaanse of melancholische liederen. Hij was een troubadour met de grandeza van een Spaans edelman en met de spirit van de artiest met het fijne intellect. Wie weet werden de plannen voor het oprichten van Les XX misschien wel hier in Knokke gesmeed, tussen pot en pint, in de herberg Le Cygne?
Later in 1883 ontstond de afscheuring van l’Essor die te burgerlijk werd bevonden. Zes essoristen scheidden zich stoutmoedig af: Van Rysselberghe, Charlet, Schlobach, Khnopff, Ensor en de Regoyos. Herkent men in dit groepje niet de clan van de Knokse schilders?
De vurige artiesten wilden een roodgloeiende ontplooiing van durf zonder vooroordelen en conventies. Nog 14 andere Belgische artiesten bevestigden dezelfde wilskracht en hetzelfde wilsbesluit. Dus zes, de harde kern, plus veertien is twintig, vandaar de groep Les XX.
Over Regoyos zei Verhaeren: “Hij is de stoutmoedigste durver van allen en heeft zich in het volle modernisme geworpen. Zijn doeken zijn origineel, nieuw, onstuimig. Er gaat een bepaalde aantrekkingskracht van uit, hij geeft een nieuwe zeer eigen opvatting van de dingen. Hij houdt van de effecten van het licht, bleek en vaal. Hij haalt er met talent de fantastische en eigenaardige noot uit. Soms maakt hij gevaarlijke bokkesprongen, de impressie is er zeker maar het werk, de vorm schiet te kort”..
In 1884 stelde Regoyos tentoon op de expositie van Les XX. Verhaeren schreef: “Hij barst van kunst en talent en heeft de “patte” en intuïtie van een groot artiest, maar lui… hij is het zoals elke goede zuiderling die zichzelf respecteert. Hij neemt genoegen met een summiere kunst, hij tekent niet, hij graaft niet, hij diept niet uit. Vier penseelstreken en hij vindt zijn schilderij af. Zijn “maïsoogst” lijkt gemaakt met luciferstokjes, zonder enige zorg”.
Regoyos bracht de zomer van 1884 in Knokke door met zijn goede vriend Van Rysselberghe. Samen bezochten ze James Ensor in Oostende. Toen schilderde Regoyos zijn doek Zeedijk te Oostende in bruin- grijze tinten zoals hij alleen dit kon.
Gedurende de 10 jaren die hij in de groep Les XX doorbracht had hij ook nog contact met Rodin, Pissarro, Seurat, Whistler en Degas. Tussen 1883 en 1893 leefde hij in Brussel met tussenin korte verblijven in Spanje, Londen en Parijs.
Regoyos praatte over België als over zijn vaderland. Telkens hij in Spanje was dacht hij met heimwee aan Brussel. Op de terugweg van een verblijf in zijn moederland schreef hij aan Octave Maus: ‘”Godverdom: comme c’est chic, s’approcher de la Belgique, voir ses amis, l’exposition des XX, les Bruxelloises!...”.
In 1887 zette hij zijn eerste pogingen tot het pointillisme op doek. Om een grotere kennis van het divisionisme te verwerven nam hij contact op met Seurat en begon ook met de “peinture prismatique” maar ging er niet mee door. Zijn hevig temperament kon zich moeilijk aanpassen aan het onvermengd, uit borstelpunt- bestaand schilderen. “ Ik ga opnieuw mijn principe van het spatelwerk opnemen” schreef hij aan Octave Maus.
Op het Salon des XX onderscheidde men twee groepen: « les peintres du ton et les peintres de la lumière » waaronder Regoyos. Niemand kon beter en subtieler het raadsel van het licht vatten, die oneindige betovering die ogen, ziel en hart beroerde. Hij bestudeerde de hemel en het licht intens en nauwkeurig. Op zijn doeken kwamen zeer eigenaardige kleuren voor om de strijd van het einde van de dag en het vallen van de nacht weer te geven: delicate grijze tinten, paarsen en tabaksbruinen, brandende gelen en okers tot elektrische en fosforescerende blauwen.
De 5de tentoonstelling van Les XX in 1888 toonde een Regoyos zoals hij echt was: fris en ongekunsteld. Hij exposeerde ook voor de eerste maal etsen die volgens Verhaeren “bijzonder kunstzinnig” waren.
Datzelfde jaar vertrokken Verhaeren en Regoyos samen op reis naar Spanje en het werd een speciaal jaar waarin hun vriendschap nog verdiept en versterkt werd. Het waren al geestgenoten maar nu werden ze echte zielsbroeders. Darío toonde hem het stille en sombere Spanje. Hij noemde het zelf “España negra” het donkere, diepe, getormenteerde Spanje.
Zelfs wanneer het lumineuze impressionisme zich aanbood en de felle kleuren zijn jonge gevoeligheid verleidde, kon hij zich moeilijk losmaken van zijn geliefde “tristesse”. Maar is de triestheid niet altijd aanwezig in de Spaanse ziel? Op die reis leerde Verhaeren de kunst van zijn vriend vanuit de essentie zelf begrijpen en later schreven ze samen het boek “España Negra” waarin ze de ziel van het geknevelde land blootlegden.
Vanaf 1890 keerde hij zich artistiek terug tot Spanje en nam actief deel aan het culturele leven in Baskenland. Uiteindelijk kon hij de navelstreng met Spanje niet doorknippen.
Als de groep Les XX in 1893 ontbonden werd ontstond direct erna La Libre Esthétique en de Regoyos exposeerde nog enkel sporadisch op hun salons want hij werd weerhouden door zijn eigen tentoonstellingen in Spanje en andere Europese landen, evenals in Mexico en Argentinië. Zijn gezondheid liet hem in de steek, hij had keelkanker. Elke dag was hij met zijn ziekte begaan, hij verafschuwde en koesterde ze tegelijkertijd. Hij zei aan Verhaeren: “Zij die lijden voelen op een scherpere, diepere manier; ze ontdekken en zien meer dan het oppervlakkig ogenschijnlijke”. Hij stierf in Barcelona in 1913, stoïcijns en berustend. Hij liet meer dan 700 werken na.
De veelzijdige Regoyos kan men onmogelijk in een stijlvakje stoppen of in een bepaalde categorie klasseren. Er is zowel een Regoyos impressionist als een Regoyos expressionist en dit vooral in de bepaalde interpretaties van het “España Negra”. Maar er bestaat ook een Regoyos, pointillist, divisionist waarin we de contacten met de Europese voorlopers opmerken en sommige doeken zwemen naar het symbolisme. Zijn laatste fase reflecteert een terugkeer naar het naturalistische met een nasmaak van pointillisme waarin hij zachtheid distilleert, soms nostalgie en bijna altijd poëzie. Deze periode heeft een helderder en lumineuzer palet waarin zijn verfijnde sensibiliteit verder naar een hoogtepunt klimt.
Juan San Nicolás, de grootste Regoyos-specialist, zegt: “Zijn loopbaan kan zeer contradictorisch lijken want in eenzelfde tijdsfase vindt men werken van een grote verfijndheid en andere die naïef of onnozel lijken. Deze paradox is precies wat hem zo interessant maakt”. Juan San Nicolás bevestigt dat Regoyos het verdient dat mensen zich in hem verdiepen en met hem vertrouwd raken.
De Spanjaarden beschouwen hem nu als de meest kosmopolitische moderne schilder van de 19e eeuw en de enige die rechtstreeks deelnam aan de grote internationale stromingen.
Regoyos was “als schilder” erg moeilijk te vatten, zo nederig, zo in zichzelf gekeerd, zo deemoedig bij negatieve kritiek maar zo poëtisch en persoonlijk.
Het was pas na zijn dood dat Darío de Regoyos triomfeerde.
Geboren in 1857 in Ribadesella
Overleden in 1913 in Barcelona