Franciscus Eduardus MariaCourtens werd geboren te Dendermonde op 4 februari 1854 als zoon van Eduard en Joanna Van de Weeg. Zijn vader was olieslager van beroep. Hij studeerde aan de H. Maagdschool te Dendermonde en aan het Jozefietcollege te Melle. Ondanks veel tegenkantingen van zijn ouders kon hij toch de lessen volgen aan de academie van Dendermonde. Vanaf 1870 legde hij zich volledig toe op de schilderkunst in de klas van Isidore Meyers ( 1836 - 1917). Hij trok de natuur in en werkte in Oudegem, Baasrode, Zele en Vlassenbroek. In 1873 verbleef hij te Antwerpen bij een oom en tekende er een havenzicht. Anderzijds zocht hij in de musea inspiratie. Terug in Dendermonde kwam hij in contact met dierenschilder Alfred Verwee.
We schrijven 1875. Brussel werd zijn bestemming waar hij eerst een zolderkamer betrok en lid werd van de Vrije Academie ‘La Patte de Dindon’ (1). In café ‘Au Petit Louvain’, de verzamelplaats van veel kunstenaars ontmoette hij Henry Stacquet, ambtenaar bij de Nationale Bank (2) die een schilderij van hem kocht. Een kunsthandelaar op de Grote Markt liet hem toe tentoon te stellen wat hem toen reeds een zekere erkenning gaf als talentvol landschapsschilder.
Hij ging regelmatig schilderen in de omgeving van Ukkel en ontmoette er leden van de kunstkring ‘La Chrysalide’ met Guillaume Vogels, Louis Artan, Alfred Verwee, Hippolyte Boulenger en Alfred Stevens. Vogels was er de schakel tussen de realisten en jongere kunstbroeders.
In 1878 vestigde hij zich tijdelijk in Philippine in Zeeland. Meer en meer voelde hij zich aangetrokken tot het marineschilderen. Voor zijn zeegezichtenpaste hij zijn palet aan: hij borstelde het blauw met laaghangende wolken, het zilver van de branding en veelal boten met rode zeilen. Het doek ‘De Mosselschuit’ werd niet weerhouden voor de Internationale Tentoonstelling van Sydney in 1880 maar in Amsterdam leverde dat hem een gouden eremetaal op. Samen met Guillaume Vogels en Isidore Verheyden ging Courtens in Tervuren op pad met de schildersezel. Tussendoor bezocht hij nog regelmatig zijn geboortestad Dendermonde.
Emile Verhaeren schreef in 1882 naar aanleiding van een tentoonstelling te Brussel : « Ses deux tableaux sont très remarquables. Le premier au sujet ‘Un village hollandais’. Sur la place, où croît un gazon maigre, une bergère mène paître un troupeau. L’église, avec sa tour en briques, domine les toits à teintes violacées, sales de vieillesse ; des maisons s’alignent; il pèse sur tout une atmosphère chaude, chargée d’orage, une lumière violacée que frappe de reflets le dos des bêtes. La mélancolie du bourg est admirablement sentie et rendue avec originalité, dans une donnée neuve, sans les couleurs criardes, crayeuses qu’on emploie ordinairement pour exprimer l’ intensité flambante du jour à certaines heures. En Hollande et dans notre pays, il est des midis tristes, à ciel brouillé, à air étouffant ; ce sont ceux-là que l’artiste a peints. ‘Le Départ pour la pêche’ est une belle marine. Le ciel est mouvementé, l’eau également. Il y a une poussée de vent superbe dans les voiles des deux navires. Courtens met en tout une grande somme de sincérité et d’impression. »
Aan de kust kwam hij in Knokke en Heist de zee verkennen. Zijn marines, meestal met vissersboten, vonden de weg naar de kunstminnaars. Zijn collega- schilder Jaak Rosseels had in 1883 reeds in Knokke geschilderd en bracht wellicht Courtens naar de Oostkust. Courtens schilderde zijn familie in de duinen met in de achtergrond de visserssloepen op het strand, (tentoonstelling ‘Impressionisten in Knocke & Heyst’, Scharpoord 2007).
In de loop van 1887 vestigde hij zich tussen Den Haag en Haarlem op het landgoed ‘Vogelenzang’. Hij verwerfde nog een gouden medaille met een ondertussen gekend werk ‘Gouden Regen’.
In 1883 reisde Courtens naar Parijs, centrum van de nieuwe kunstrichting. Hij liet zich niet beïnvloeden door de school van Barbizon. Na Parijs trok hij opnieuw naar Zeeland. Het traditioneel schilderen van landschappen veranderde heel snel. Met het plein-air schilderen had hij geen problemen. Courtens had zich daarop reeds eerder toegelegd. Hij was een impressionist op zijn eigen vertrouwde manier.
Isidore De Rudder schilderde in 1893 Courtens in een atelier aan zee. Een van de redenen waarom hij in het atelier werkte, was de omvang van de meeste van zijn doeken. Hij werkte zowel aan de Oostkust als aan de Westkust. Vaak vertoefde hij in Oostduinkerke. Na WO I kwam hij schilderen in Wenduine, Koksijde en Blankenberge.
Courtens was gefascineerd door de wisselende weersomstandigheden. Hij hield van alle seizoenen. Heel sterk waren zijn herfstgezichten, de grijze regenachtige wolkenhemel, en opkomende storm. Hij schilderde in de stijl van Jacques Rosseels, Isidore Meyers en AdrienHeyman, de mannen van de Dendermondse School. Hij werkte wel met zwaardere verfklodders en creëerde een eigen stijl.
Hij gaf reliëf aan zijn objecten waardoor ze, onder invloed van het lichtcontrast, vorm kregen. Zijn penseelstreken evoceerden door de dikke lagen verf.In 1894 schreef men over Courtens : “Mais dans toutes ces toiles la ferveur de Courtens pour la poésierécélée au fond de la réalité, tempèrecequ’ilauraitsinon de tropmatériel, de troppositif, et ilrésulte de cetteallianced’unetechnique magistrale et d’unprofond sentiment, des œuvresimpressionnantes comme le lyrisme de la nature .”
Later, in een uitgave over de schilderkunst in België uit 1921 schreef Pol de Mont (3) : “Een der krachtigste coloristen van onze gehe(e)le school, is ontegenzeggelijk, de verbazend vruchtbare Frans Courtens, die zich van den beginne af hoofdzakelijk door twee kunstvakken, marine en landschap, aangetrokken voelde.”
Courtens was in feite een schilder die een verbluffende indruk naliet in de artistieke wereld. Hij mengde niet teveel kleuren maar gebruikte veel verfmassa om tot zijn resultaat te komen.
De Mont gaat verder : “Hij vat elk effect, ook het moeilijkste, met ongemene snelheid en neemt het waar met verbluffende juistheid. Met den luister van een in rood en paars en goud vlammend meteoor is hij heengegaan door de hedendaagse school vanons land. Stukken als zijn gehe(e)le reeks ‘herfstgezichten, herfstdreven en andere gouden blarenregels, blijven in de herinnering voortleven als zomervisioenen van louter purper en goud.
Omstreeks 1903 verbleef Courtens in de Kempen en gaf er ondermeer les aan Victor Gilsoul. Hij huurde in die periode een villa in Zandvoort-aan-Zee. Ondertussen werd hij benoemd als leraar aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Hij wisselde geregeld van adres, van Overmere-Donk naar Sint Gillis-Waas, van Brussel naar de Kust.In 1904 werd hij lid van de Koninklijke Academie van België.
Op 1 september 1907 werd Franz Courtens gevierd in zijn geboortestad Dendermonde met een grote receptie, banket en een tentoonstelling in de Academie. De straat van zijn geboortehuis werd omgedoopt tot ‘Franz Courtensstraat’. In ditzelfde jaar kocht Koning Leopold II het doek ‘Zonnestralen na de regen’. De meester kreeg een speciale toelating te komen schilderen inhet groenrijke domein van het paleis te Laken. Courtens kwam ook te Brugge schilderen, vooral begijnhoftaferelen.
In 1907 trok Courtens naar Bretagne en verbleef enkele weken in Quimper en St. Malo.
Na WO I vonden we hem aan de Kust, meer bepaald in Blankenberge, Wenduine en Koksijde.
In 1922 werd hij door Koning Albert I in de adelstand verheven. Voortaan kon hij zich Baron Franz Courtens noemen. Een van zijn volgende bestemmingen was Zuid-Frankrijk waar hij in Aix-les-Bains schilderde. Courtens had de leeftijd van 75 jaar bereikt toen hij opnieuw de Belgische Kust aandeed. Voortaan ging hij nog enkel schilderen in het Koninklijke domein te Laken.
Franz Courtens zelf had reeds wat naam en faam en verzamelde een rijke kunstverzameling. Hij had schilderijen van ondermeer Alfred Verwee, Hippolyte Boulenger, Jan Stobbaerts, Jacob Smits, Theodore Fourmois, Guillaume Vogels, Anto Mauve, IsidoreVerheyden en Hubert Bellis. De Derdermondse School was vertegenwoordigd door werk van Jan Verhas, Jacques Rosseels, Isidore Meyers, AdrienHeyman en Théodore Baron.
In 1932 werd in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel een retrospectieve gehouden met 300 werken van de kunstenaar. Een laatste schilderij ‘Rust in de duinen’, te situeren in Oostduinkerke, was te zien op de Wereldtentoonstelling in het Salon voor Moderne Kunst.
Franz Courtens overleed op 2 januari 1943 te St. Joost ten Node. Koningin Elisabeth, waar hij nauwe banden mee had, kwam de overledene groeten op zijn sterfdatum.
De stad Dendermonde was hem niet vergeten, in 1950 werd een monument opgericht voor de kunstenaar naar een ontwerp van zijn zoon, de beeldhouwer Alfred Courtens (4).
Robert Hoozee beschreef hem als een ‘impulsief en exuberant’ schilder. Hij werd beschouwd als een zuiver realistisch impressionist. De natuurstemmingen en lichtspelingen bracht hij krachtig op doek. Naar het bleek, schilderde Courtens ‘vlug’ zijn doeken, wat ook te verklaren is bij wisselende weersomstandigheden die hij graag probeerde weer te geven. Pol de Mont die getuige was bij de realisatie van een doek, verklaarde dat Courtens alle partijen tegelijk bewerkte met zowel penseel als paletmes.
Het werk van Courtens toont in feite het groenrijke Vlaanderen van toen. Hij was het boegbeeld van de landschapsschilders.
Gustave Vanzype had een lijst van de belangrijkste werken die verspreid waren over de wereld zowel te München, Stuttgart,Praag, Budapest, Maagdenburg, Berlijn, Brussel, Mons, Luik en van vele privéverzamelingen o.m. te Zurich, Essen, Frankfurt-am-Mein, Douai, Buenos Aires, Leuven en Dendermonde. In het Oudheidkundig Museum te Dendermonde bevindt zich een ‘Album’ over de Salons waar Courtens aan deelnam tussen 1881 -85. Te Antwerpen (1882), Amsterdam en Gent (1883), Limoux en Budapest (1883), Pau en Dendermonde (1884) en Brussel (1884-85).
Schilders als Achiel Van Sassenbrouck, Edmond Verstraeten en Julien Celos waren beïnvloed door Courtens.Ook VictorGilsoul die een reputatie opbouwde als landschaps- en marineschilder en veelvuldig aan de Belgische kust verbleef onderging zijn invloed. Paul Kühstohs genoot eveneens van zijn kunstige adviezen.
Zijn voornaamste leerlingen waren Edgard Van Bavegem, Joseph-Martin Tilleux, Frans Hens, Ernest Albert, Ernest Denis, Henry Janlet, Georges Van Raemdonck en August Steenacker. Later kregen Paul Delvaux en Floris Jespersook nog een opleiding van Courtens te Antwerpen.
In 1882 was hij gehuwd met Maria-Elisa Van der Cruyssenuit Gijzegem. Het gezin kreeg vijf kinderen,Herman, Willy, Alfred, Lea (1897-1977) en Antoine (1899-1969). De familie Courtens was zeer kunstzinnig;zijn oudste zoon Herman (1884-1956) werd genre-figuur- en stilllevenschilder en was leerling van zijn vader en van IsidoreVerheyden. Hij zou zich echter toeleggen op figuren als vrouwen, kinderen en ballerina’s. Hij illustreerde boeken en werd leraar aan het NHISK te Antwerpen. Hermans zoon, Pierre Courtens (1921-2004)) bekwaamde zich in de ateliers van Jacques Maes (1905-1968) en Anto Carte (1886-1954). Hij exposeerde in N.Y. en Beirut en kreeg wereldfaam.Zijn 3de zoon Alfred (1889-1967) werd beeldhouwer en na zijn vader de beroemdste uit het rijke kunstenaarsgeslacht. Hij was ondermeer de ontwerper van het ruiterstandbeeld van Koning Albert I op de Kunstberg te Brussel. Kleinzoon Jacques Courtens ( 1926-1988) werd ook kunstschilder.
In 1991 werd in Dendermonde een documentaire tentoonstelling ingericht over de kunstenaar.
Twee jaar later organiseerde het Museum van Deinze een belangrijke tentoonstelling met een merkwaardige publicatie van Dr. Claire Van Damme over Franz Courtens.
Geboren in 1854 in Dendermonde
Overleden in 1943 in Sint Joost-ten-Node