Paul Cauchie, in de eerste plaats architect maar ook schilder en decorateur, werd geboren te Ath (Henegouwen) op in januari 1875.
Gedurende twee jaar, van 1891 tot 1893, volgde hij de cursussen architectuur aan de academie van Antwerpen en zette zijn studies in de sierkunst verder aan de academie van Brussel waar Adolphe Crespin (1859-1944) les gaf. Hij werkte er met onder meer Constant Montald (1862-1944) en behaalde zijn diploma in 1898. Gedurende zijn verblijf aan het Brussels instituut maakte hij kennis met zijn toekomstige echtgenote Caroline Voet, Lina genoemd, geboren te Brussel in hetzelfde jaar als Cauchie.
Het is met en voor haar dat de jonge kunstenaar het huis met atelier ontwierp gelegen in de Frankenstraat in onze hoofdstad. Ze huwden in januari 1905 en beiden hoopten hun beroep van kunstenaar verder te kunnen uitoefenen.
Cauchie tekende de plannen van het huis, ontwierp de muurschilderingen en de meubels, alles tot in de kleinste details. Met dit project van het huis nam de kunstenaar deel aan de gemeentelijke wedstrijd van ‘Kunst in de Straat’, georganiseerd door de gemeente Etterbeek naar aanleiding van de 75ste verjaardag van de onafhankelijkheid van België. Er werd geen prijs toegekend maar het project werd uitgevoerd. Het jonge echtpaar beschikte niet over grote financiële middelen wat verklaart waarom het huis op een redelijk smal stuk grond en in de hoogte gebouwd werd en waarom de gebruikte materialen niet van de beste kwaliteit waren. Maar alles werd bepleisterd om dit te ‘camoufleren’. De kunstenaar-architect heeft met dit huis een perfecte combinatie uitgewerkt van architectuur met een sgraffiti (1) decor en dit niet enkel op de voorgevel maar ook doorheen heel het huis. Nooit eerder werd deze wijze van decoratie op een zo intense manier toegepast. Cauchie week enigszins af van de asymmetrisch golvende lijnen, geïnspireerd door de flora in de art nouveau van Horta.
Bijna gedoemd tot afbraak na de dood van beide kunstenaars (Paul stierf in 1952 en Lina in 1969) werd het gebouw van de ondergang gered en met liefde gerestaureerd door het echtpaar Dessicy. Het is een juweeltje geworden van binnen- en buitenarchitectuur, een waar voorbeeld van “Gesamtkunstwerk” (2): elegante stijl, strikt maar met een voorsmaak van art deco. Het meubilair en de inrichting bewijzen de grote bewondering die Cauchie had voor de Schot Charles Rennie Mackintosh (1868-1928), leider van de school voor architectuur te Glasgow, die hij niet klakkeloos imiteerde maar door wie zijn ontwerpen beïnvloed waren.
De gebouwen van de kunstenaar uit Ath zijn niet zeer talrijk en zijn huis in Brussel is een ontwerp waarop hij zeer trots mag zijn. Zoals G. Dessicy schrijft, mag men niet vergeten dat hij een artiest was met veelzijdige talenten: schilder en binnenhuisarchitect, hij ontwierp zichtkaarten, affiches, stoffen en brandglasramen alsook talrijke sgraffiti composities waarin de invloed van de prerafaëlieten in het oog springen. Zijn echtgenote gaf schilderlessen in hun atelier: de financiële toestand van het echtpaar verbeterde aanzienlijk. Daardoor kon hij rond 1914 een omvangrijker huis bouwen in Duinbergen. Het werden de koppelvilla’s ‘La Bella’ en ‘La Nuova’ die nog altijd te bewonderen zijn, al is het in een lichtjes veranderde versie aan de buitenkant (3). De elegante, bijna overvloedige versiering van de voorgevel te Brussel, is niet terug te vinden in de villa’s van Duinbergen. Toch wordt de dubbele voorgevel levendiger door de sobere architecturale en decoratieve elementen. Ze vormen een goed geproportioneerd, uitnodigend en licht geheel door een reeks van acht zuilen die dicht aanleunen bij de art- deco architectuur.
Het publiek kent misschien wel de architectuur van Cauchie, vooral nadat zijn huis in de Frankenlaan in Brussel werd geopend voor het publiek (1995), maar weinigen kennen de schilder in hem. Hij had zeker talent: behaalde zijn diploma aan de academie op 23- jarige leeftijd, hij kreeg de Prijs Donnay voor het landschapsschilderen alsook een beurs voor studiereizen. Tot in 1913 wijdde hij zich vooral aan de decoratieve schilderkunst en aan de sgraffiti. Hij exposeerde in menig salon en lokte een bepaald cliënteel.
Dankzij zijn huis in Duinbergen verbleef hij zeer dikwijls aan de kust. Zoals zo vele anderen was hij ook gefascineerd door het licht, de strandscènes, het spel van de golven en het hinterland. Twee grote schilderijen bewijzen dat de kunstenaar gevoelig was voor de ‘helderheid’ van onze stranden en blanke duinen, die hij opluisterde en levendiger maakte met personen (zijn vrouw Lina, zijn dochter Suzanne). De harmonieuze, zachte en vrolijke kleuren laten de ontspanning en de zorgeloosheid zien van het verblijf aan zee. Hij hanteerde daarvoor een precieze borstelstreek, een evenwichtige compositie van zijn personen in het decor van de duinen; een lichte sfeer van levenslust.
Vanzelfsprekend en gelukkig evolueerde Cauchie gedurende de jaren ’20. Zijn palet veranderde en het coloriet evenaart dit van de fauvisten. Zijn contrasterende kleuren bezitten een onderlinge grote harmonie. Ze zijn bekoorlijk en flatterend in zijn portretten; de landschappen zijn minder fel geschilderd. De kunstenaar werkt met een krachtige expressie en gebruikt dikwijls zware contouren om de hoofdlijnen in zijn werk te benadrukken.
Zoals het een goed architect betaamt, bouwt hij zijn schilderijen op en geeft ze structuur en volume. Daardoor leunt hij aan bij het expressionisme. Na een luministische periode evolueert hij met sterke composities tot duidelijk afgelijnde en evenwichtige volumes, met sterke penseelstreken zonder zwaar te worden en met een uitgesproken harmonieus coloriet.
Zijn schilderwerken zijn niet gekend; het lijkt alsof niemand zich ooit over zijn kunst gebogen heeft of een studie heeft gepubliceerd. (4) Toch zijn werken in de musea van Brussel, Schaarbeek en Doornik te bewonderen. Deze schilder voelde zich ‘Duinbergenaar’ bij gelegenheid! We hopen dat hij ooit in het volle ‘licht’ komt te staan.
Geboren in 1875 in Ath
Overleden in 1952 in Brussel