Frieda Devinck
Het is een historische waarheid: de allereerste kunstenaars waren dierenschilders. Die kunstuitingen van onze verre voorouders ontdekte men op muren van grotten en holen.
De wieg van de gekende 17de eeuwse dierenschilders stond in Vlaanderen en Holland. In Vlaanderen domineerden de meesters Snyders, Fyt en Paul de Vos, in Holland deden Albert Cuyp en Paul Potter zich gelden. Na een weinig interessante 18de eeuw waarin de kwantiteit van de artiesten de kwaliteit verving, kwam de 19de eeuw met Verboeckhoven (1798-1881). Hij was ontegensprekelijk de “chef de file”, de aanvoerder van de Belgische dierenschilders. Drie van zijn leerlingen - Stevens, Stobbaerts en Verwee- werden in dit genre bekend en brachten de Belgische School naar een toppunt. Volgens Georges Eekhoud was Bernier de “briljante opvolger van Verwee en beste dierenschilder van de nieuwe generatie; hij alleen kon met zijn magische borstels alles wat hij afbeeldde tot leven brengen”. Volgens meerdere kunstcritici was Bernier de laatste Belgische dierenschilder die naam waardig.
Geo Bernier, geboren in 1862, studeerde aan het college van Namen. Zijn vrije tijd bracht hij door aan de oevers van de Maas waar hij de robuuste paarden, die de zware platbodems op de rivier trokken, volgde en bewonderde. Daar vatte hij liefde op voor het paard, het intrigeerde en betoverde hem. Van huis uit moest hij rechten studeren maar hij kon zijn ouders overtuigen hem in te schrijven aan de academie van Namen.
Later ging hij zich perfectioneren in het atelier van meester-schilder Van Alphen in Brussel. Deze mentor van onschatbare waarde gaf zijn leerlingen grote vrijheid, liet ze toe hun persoonlijke gevoelens te ontwikkelen en stuurde ze enkel bij indien nodig. Hij leerde ze naar de natuur kijken en niets op te offeren aan de “chic” of invloeden van het conventionele. Het kunstblad L’Art Moderne stelde in 1883 vast dat in dit atelier het temperament van alle leerlingen gerespecteerd werd en zich ten volle kon ontplooien. Dit was wel het grootste eerbetoon dat men een “kunstenaar-schilder-leraar” kon geven. In 1883-84 volgde Bernier aan de Koninklijke Academie van Brussel lessen in het schilderen en tekenen naar de natuur. Hij schreef zich ook in aan de veeartsenschool om de anatomie van de paarden beter te leren kennen zodat hij ze zowel de gratie als de robuustheid kon meegeven.
1887 was een belangrijk jaar in het leven van de kunstenaar: hij verliet de academie, huwde met Jenny Hoppe en startte zijn schildersloopbaan. Zijn vrouw, eveneens kunstenares, specialiseerde zich in stillevens, interieurs, portretten en landschappen en kreeg vlug enige bekendheid in dit genre.
Geo Bernier had het grote geluk zich vrij te mogen bewegen in de rijpaardenstallen van het Regiment der Gidsen, in de stallen met volbloed ren- en raspaarden van de hogere burgerij en adel, alsook in de stallen van de “Tramways Bruxellois” vol vermoeide trekpaarden, gebroken door de harde krachtinspanningen. In zijn eerste werken kon men reeds de zuivere handzekerheid van de dierenschilder opmerken. Zijn wil was altijd gericht op dit unieke doel: dieren schilderen. In momenten van vervoering zei hij zelfs dat het interessanter was paarden, koeien en honden te schilderen dan menselijke figuren. Hij hield van de dieren om de dieren zelf: de reflectie van de zon op hun huid, de glanzende manen, de blinkende vachten.
Zijn eerste belangrijk werk Charge des Guides (Aanval van de Gidsen) schilderde hij in 1887. Dit doek straalt een helse onstuimigheid uit en bezit een prachtige harmonie tussen kleuren en lijnen. Hij exposeerde in de kunstkring Le Sillon in 1894-95- 96 en daar werd zijn talent opgemerkt en erkend. Belangrijker nog, hij werd als beste dierenschilder geklasseerd. “Zijn dieren hebben beenderen, vlees en bloed en gelijken in niets op de opgeblazen dieren van andere schilders” schreef een kunstcriticus. Zijn wil, zijn vasthoudendheid en doorzetting, zijn diepe liefde voor de kunst en gekozen kunstvorm waren het basismateriaal waarmee onze jonge schilder zijn kunstdebuut stevig opbouwde. Daarmee gepaard gingen een open intelligentie en een zeldzame toewijding. Geo Bernier was gelanceerd!
De kunstkring Le Sillon bestond in werkelijkheid uit een handvol jonge artiesten die de eigen Vlaamse kunst wilden verdedigen en streden tegen de nieuwe buitenlandse invloeden. De “nieuwe geesten” van toen schilderden helder en licht en uit zin voor het tegengestelde begonnen de Sillonisten somber te schilderen om niet te zeggen donker of “zwart”. Hadden de Sillonisten gelijk? De toekomst zal het uitwijzen…maar wat een verspilde jonge talenten!
Bernier had een andere ingesteldheid dan de meeste van hen. Alhoewel hij drang en hartstocht bezat, werd hij in de kunst beschouwd als een wijs en verstandig man. Ook in zijn klederdracht was hij eerder bezonnen. Anderen liepen erbij als “Bohemers” in wijde huzarenbroek, grote zwarte hoed en lang haar. Geo echter, kleedde zich met elegantie, misschien wel een ietsje “dandy”. Hij was een man van de wereld, groot en slank en had een mooi voorkomen.
In 1887 exposeerde Bernier in Le Sillon een belangrijk werk La rue de l’Equarrisseur (De Vildersstraat). In dit nostalgisch decor dat deed denken aan bepaalde verzen van Verlaine, werden oude paarden naar de vilder geleid; het waren ter dood veroordeelden die voorbij defileerden. Dit werk was pakkend en emotioneel, helaas werd het vernietigd tijdens een brand.
Na de tentoonstelling van de Cercle Artistique in 1898 bezongen en bejubelden alle kunstbladen de grote vooruitgang van Bernier. Zijn Quadrige brabançon (Brabants Vierspan) en andere werken vertoonden een helderder en harmonieuzer kleurenpalet en fijnere borsteltrekken. Emile Verhaeren brak een lans voor de kunstenaar toen hij schreef: “Waarom begaat men telkens de fout Bernier te bestempelen als een volgeling van Verwee? De kunst van Bernier is geen imitatie van Verwee”. Vele critici wisten dit ook maar het zou nog tien jaar duren voor men dit openlijk toegaf. Zijn vele schilderijen van bekroonde hengsten en merries, ruiters te paard zijn eigenlijk “nevenverschijnselen”. Zijn echt werk bestond uit doeken geschilderd in Vlaanderen waarin de steigerende paarden en de grote witte en rosse runderen zijn reputatie maakten en zijn naam vereeuwigden.
Bernier voelde een diepe liefde voor de vette Vlaamse grasweiden die oplosten in de nevels van het platte land, de duinen en het spel van grote wolken gedreven door de strakke zeewind. Bernier verbleef regelmatig te Knokke waar hij de polders , de duinen, het strand en de koeien in de weiden op doek zette. Hij heeft minstens een twintigtal schilderijen van Knokke en omgeving gemaakt want hij hield van Vlaanderen als van een lieve, oude geliefde.
Op het Salon van Brussel in 1903, werd zijn belangrijk werk Taureau attaquant un cheval (Stier valt paard aan) tentoongesteld. De twee meesterwerken La Sieste (De Siësta) en Canicules (Hittedagen/Hondsdagen) trokken de aandacht op de expositie van de Cercle Artistique de Bruxelles in 1907. De Siësta: onder een immense hemel met grote mooie wolken, rusten zware imposante herkauwers geschilderd in fel koloriet, krachtige roestbruine en lichtende zwarte kleuren. Hittedagen: een kudde runderen rust in de blakende hitte, ze is intens en verzengend, geen zuchtje wind dat verfrissing brengt. De sfeer wordt majestatisch weergegeven in mooie barnsteenkleurige tinten. Beide werken geven een indruk van vrede, zekerheid, rust en zijn een mijlpaal in de geschiedenis van de dierenschilders. Het landschap is een levend deel van het doek, even belangrijk als de dieren, die op hun beurt één geheel vormen met de omgeving. Hier toonde Bernier zich een absolute meester in het vak. Hij kon zowel de anatomie van de dieren als de finesses van de verschillende uren van de dag weergeven. Hij gebruikte nuances om de effecten van diepte, het prachtige spel van licht en schaduw en de ontroerende charme van weiden en duinen vast te leggen.
Het palet van Geo was warm en kleurig maar zonder overdrijving. Vanaf 1909 borstelde hij prachtige sterke werken die allen in Vlaanderen en Brabant geschilderd zijn.
Alhoewel Bernier wegens ziekte zijn penseel dikwijls terzijde moest leggen, nam hij het telkens, soms na maanden inactiviteit, weer ter hand en zette zich met geestdrift en verve terug aan het werk. Na elke ziekte ontstonden nieuwe werken.
De Duitse bezetting gedurende WO I was voor hem als een lange opsluiting. Om in de natuur te mogen schilderen had hij een “Schein” nodig van de bezetter. Hij was te koppig om die zelf aan te vragen en werd depressief van het thuiszitten. Door tussenkomst van een vriend kreeg hij uiteindelijk toch een “Schein” en kon hij in Brabant zijn inspiratie op doek zetten. Hij stierf in 1918 te Elsene. In 1920 werd door de Cercle Artistique de Bruxelles een retrospectieve gehouden van het werk van wijlen Geo Bernier. Een majestatisch geheel van 206 doeken.
Bernier heeft een groot aantal werken geschilderd en in veel catalogen stond zijn naam vermeld. Voor hem was vooral de kwaliteit van de doeken van belang en niet het aantal. Dit is altijd zijn richtsnoer geweest. Zijn kunst is als een brok graniet, nooit aangetast door invloeden van buitenaf. Hij is altijd zichzelf gebleven, modes van het moment, grillen of fantasieën hadden geen vat op hem.
In zijn kunst was hij zeer methodisch en geordend, een eerlijke werker met onvermoeibare energie. Zijn werken waren doordacht, gerijpt en vooral geschilderd met kennis en kunnen.
Het noodlot in zijn leven was dat hij altijd in de schaduw van Verwee stond of zijn opvolger genoemd werd enkel en alleen omdat Alfred Verwee hem voorafging. Altijd wilde men Bernier met Verwee vergelijken.
Laten wij niet in die valstrik trappen maar “Bernier geven wat Bernier toekomt!!”.
(de nummers verwijzen naar de catalogus van Potvin uit 1936 en de bezitters)
76 Vaches couchées à Knocke ,1898 A. De Voghel, Bruxelles.
79 Dans les dunes, 1899 (Sillon)
85 Pâturage à Knocke
83 Vache bigarrée (Knocke, 1899) Mad. Luppens, Bruxelles.
129 Dans les arbousiers (Knocke) 1904 ! F. Rucquoi, Bruxelles.
141 Dunes à Knocke Museum Elsene.
163 Environs de Knocke, 1896 Gent.
171 Les dunes de Knocke Brussel
188 Pâturage en été (Knocke) 1908 ! Rucquoi, Brussel.
190 Environs de Duinbergen, 1908
193 Vaches au repos (Le Zoute) 1908
198 Vaches au pâturage (Le Zoute) 1908 P.Simon, Péruwelz.
216 L’heure du bain (Knocke) Bernier fils.
217 Temps couvert à Knocke Andriesse, Brussel
219 Plage de Knocke F. Bernier.
231 Une mare à Duinbergen
236 Le brise - lames (Knocke) 1910 ! Devadder, B….
243 La Tour de Saint-Anne 1910 J. Stuckens, Brussel.
244 La plage de Knocke 1910 Bernier fils, Namur.
264 Paysage à Knocke
303 Le Zoute
328 Sur la plage de Knocke 1913
378 Cour de ferme à Knocke, 1905 Delchevaliere, Brussel.
385 Le cimetière de Westcapelle Bernier fils.
Geboren in 1862 in Namen
Overleden in 1918 in Elsene